Fiscus maakt jacht op Belgische bedrijfsleiders van buitenlandse vennootschappen

Fiscus maakt jacht op Belgische bedrijfsleiders van buitenlandse vennootschappen

U bent woonachtig in België. U bent tevens bedrijfsleider van een buitenlandse vennootschap. Waar is uw bedrijfsleidersbezoldiging dan belastbaar? In België of in het buitenland? En is dat buitenland dan het land waarin de maatschappelijke zetel ligt van de vennootschap waarvan u bedrijfsleider bent? Of moet ook rekening gehouden worden met (andere) landen waar u actief bent? Een ogenschijnlijk eenvoudige situatie kan aanleiding geven tot talrijke vragen en uiteenlopende antwoorden.

U bent woonachtig in België. U bent tevens bedrijfsleider van een buitenlandse vennootschap. Waar is uw bedrijfsleidersbezoldiging dan belastbaar? In België of in het buitenland? En is dat buitenland dan het land waarin de maatschappelijke zetel ligt van de vennootschap waarvan u bedrijfsleider bent? Of moet ook rekening gehouden worden met (andere) landen waar u actief bent? Een ogenschijnlijk eenvoudige situatie kan aanleiding geven tot talrijke vragen en uiteenlopende antwoorden.

Een relatief veel voorkomend voorbeeld kan hierbij duidelijkheid scheppen:

Jan woont met zijn gezin in Vlaanderen. Hij is tevens bedrijfsleider van zijn managementvennootschap die gevestigd is in Luxemburg. Als vertegenwoordiger van zijn managementvennootschap, werkt Jan werkt fysiek in Luxemburg, Nederland, Duitsland en België. Hij ontvangt jaarlijks van zijn managementvennootschap een bedrijfsleidersbezoldiging van 75.000 EUR bruto. Waar is dat bedrag belastbaar?

In eerste instantie moeten we nagaan welk(e) dubbelbelastingverdag(en) toepassing vinden.

Jan is een inwoner van België die inkomsten ontvangt van een Luxemburgse vennootschap in het kader van werkzaamheden die hij fysiek verricht in Nederland (25%), België (10%), Luxemburg (40%) en Duitsland (25%). Bijgevolg valt Jan binnen het toepassingsgebied van drie dubbelbelastingverdragen: België-Luxemburg, België-Nederland en België-Duitsland. Het volstaat dus geenszins om enkel te kijken naar het verdrag tussen België en Luxemburg.

In tweede instantie moeten we voor elk toepasselijk dubbelbelastingverdrag nagaan hoe de heffingsbevoegdheid tussen België en dat andere land verdeeld wordt.

Laten we eerst kijken naar het verdrag met Luxemburg:

Aangezien Luxemburg het land is waar de vennootschap gevestigd is waarvan Jan bestuurder is, moet de heffingsbevoegdheid verdeeld worden op grond van artikel 16 inzake vennootschapsleiding. Dit artikel maakt een onderscheid tussen formele bestuursprestaties (art. 16, §1) en materiële bestuursprestaties (art. 16, §2 - prestaties van dagelijkse leiding).

De vergoeding voor de formele bestuursprestaties is belastbaar in de Staat waar de vennootschap gevestigd is. Waar de prestaties verricht worden, is hierbij irrelevant. Welk deel van de vergoeding valt in ons voorbeeld onder formele prestaties? Weinig tot niets. Jan is enige bedrijfsleider in zijn vennootschap. Hij houdt zich dus bezig met de dagelijkse leiding. Formele prestaties zijn in de regel de facto beperkt tot het zetelen in een raad van bestuur enkele malen per jaar.

Voor wat betreft de vergoeding voor de materiële bestuursprestaties verwijst §2 naar het werknemersartikel (artikel 15). Inderdaad, hoewel Jan bedrijfsleider is en hoewel hij in een zelfstandige hoedanigheid dagelijkse leiding geeft, moet de heffingsbevoegdheid over de bezoldiging die hij als vergoeding voor die materiële bestuursprestaties ontvangt, verdeeld worden alsof hij een werknemer van de Luxemburgse vennootschap is. Dit betekent concreet - binnen de context van het verdrag met Luxemburg - dat enkel de activiteiten waarvan Jan kan bewijzen dat hij ze fysiek in Luxemburg verricht, belastbaar zullen zijn in Luxemburg.

Tegelijk betekent dit ook dat de activiteiten die fysiek worden verricht in Nederland en Duitsland alvast niet belastbaar zijn in Luxemburg (zie ook hierna), en dat de activiteiten fysiek verricht in België, steeds belastbaar zijn in België.

Hierbij geldt een belangrijk aandachtspunt: de activiteiten fysiek verricht in Luxemburg, zijn belastbaar in Luxemburg voor zover Jan kan bewijzen dat hij deze activiteiten effectief fysiek verricht heeft in Luxemburg. En daar knelt vaak het schoentje: hoewel alle bewijsmiddelen zijn toegelaten (behoudens de eed), is die bewijslast zeer zwaar, én is de fiscale Administratie zeer streng bij de beoordeling van de aangebrachte bewijzen. Het hoeft geen betoog dat enkele tankbonnetjes en btw-tickets van een aantal restaurantbezoeken geen tientallen (of meer) dagen fysieke aanwezigheid in Luxemburg aantonen...

Wat de in Nederland en Duitsland verrichte prestaties betreft, gaven we hierboven al aan dat deze in ieder geval niet belastbaar zijn in Luxemburg. Maar waar dan wel? Ook hier moet het antwoord gezocht worden in de dubbelbelastingverdragen met Nederland en Duitsland.

Cruciale vraag daarbij is te weten welke verdragsbepaling moet worden toegepast: geldt ook hier het artikel inzake vennootschapsleiding? Het antwoord is negatief: Jan is bestuurder van een Luxemburgse vennootschap en niet van een Duitse of Nederlandse vennootschap. Moet dan rekening gehouden worden met het werknemersartikel? De activiteiten die Jan in Nederland en Duitsland verricht zijn immers inhoudelijk niet anders dan deze die hij in Luxemburg presteert. Ook hier is het antwoord negatief: daar Jan geen werknemer is, kan hij niet rechtstreeks onder het werknemersartikel vallen. En ook onrechtstreeks kan deze bepaling niet spelen daar Jan niet de vennootschapsleiding van een Duitse of Nederlandse vennootschap waarneemt.

Welke bepaling moet dan wel gehanteerd worden? De verdragsbepaling inzake de zelfstandige werkzaamheden (art. 14) of deze inzake ondernemingswinsten (art. 7 DBV). Beide bepalingen leiden in principe tot hetzelfde resultaat, nl. heffingsbevoegdheid in woonstaat België, tenzij in de werkstaat (Duitsland/Nederland) een vaste inrichting/basis bestaat waaraan de bezoldiging die de Luxemburgse vennootschap toekent voor de in Duitsland of Nederland verrichte prestaties kunnen worden toegerekend. Of dergelijke vaste inrichting/basis bestaat, moet beoordeeld worden op grond van nog een andere verdragsrechtelijke bepaling (meestal art. 5 DBV). De bespreking van deze bepaling laten we hier voorlopig buiten beschouwing.

Dus ook hier botsen we weer op de zware bewijslast indien Jan de bezoldiging niet in België wil laten belasten: niet alleen moet de fysieke aanwezigheid in Nederland of Duitsland aangetoond worden, maar bovendien moet ook aangetoond worden dat er sprake is van een vaste inrichting/basis.

Voorgaand voorbeeld toont aan dat het in de praktijk zeer moeilijk is om de inkomsten van Jan vrij te stellen in België. De Belgische fiscale administratie is zich hiervan terdege bewust, en treedt bijzonder streng op in de beoordeling van de aangeleverde stukken. Bij gebrek aan voldoende bewijs, zal zij een vrijstelling van het buitenlandse inkomsten weigeren. Het is dus van groot belang om een agenda bij te houden, bonnetjes, een rittenadministratie, etc.

Bovendien bestaat steeds de mogelijkheid dat de Belgische fiscus de Luxemburgse vennootschap lokaliseert in België omdat de enige bedrijfsleider in België woont... dat verandert niet alleen deze discussie maar breidt deze uit naar de sfeer van de vennootschapsbelasting, btw, etc. Maar dat is voer voor een ander artikel.

Een laatste bemerking : voormelde problematiek is geenszins beperkt tot de Belgische bedrijfsleider die zijn werkzaamheden via een Luxemburgse managementvennootschap verricht. Het feitenrelaas is immers mutatis mutandis van toepassing op alle Belgen die grensoverschrijdend actief zijn in meerdere landen als gevolg van een mandaat en/of functie van dagelijkse leiding die zij hebben opgenomen in een niet-Belgische vennootschap. Denk bvb. aan de Belg die CEO is van een Nederlandse multinational.

U weze gewaarschuwd...



Back to overview
Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruikservaring te verbeteren. Door verder te surfen, stemt u in met ons cookie-beleid. Meer info