Sedert enige jaren stelt de fiscale administratie de aftrekbaarheid van de kosten van privé onroerend goed in
vraag. In eerste instantie riep zij de afwezigheid van enige band met de maatschappelijke activiteit in, maar sinds
de bewuste arresten van het Hof van Cassatie ligt de focus op de bezoldigingsintentie, meer bepaald het bewijs
van het bestaan van prestaties, en het voeren van een bezoldigingspolitiek. Dat bewijs blijkt in de praktijk
helemaal niet zo evident.
Bovendien is thans ook de aftrekbaarheid van managementfees minder vanzelfsprekend. De verschillende
voorwaarden van aftrekbaarheid (artikel 49 W.I.B., het bewijs van werkelijke prestaties en een marktconforme
vergoeding) komen onder meer aan bod tijdens dit seminarie van Tim Melis voor CVO HIK.