Ben je klaar met genieten van je studentenleven en wil je proeven van het echte leven in de advocatuur? Dan kan je een hapje Cazimir komen degusteren op 20 november 2024!
Hier inschrijvenOver het discriminatoir karakter van de forfaitaire waardering van het voordeel van alle aard (VAA) van een gratis ter beschikking gestelde woning (art. 18 KB/WIB) en de mogelijkheid tot ambtshalve ontheffing voor de teveel betaalde belastingen bogen zich al verschillende hoven en rechtbanken. Inmiddels heeft ook het Grondwettelijk Hof zich in deze uitgesproken. Hieronder lichten we kort het arrest en zijn gevolgen toe.
Over het discriminatoir karakter van de forfaitaire waardering van het voordeel van alle aard (VAA) van een gratis ter beschikking gestelde woning (art. 18 KB/WIB) en de mogelijkheid tot ambtshalve ontheffing voor de teveel betaalde belastingen bogen zich al verschillende hoven en rechtbanken. Inmiddels heeft ook het Grondwettelijk Hof zich in deze uitgesproken. Hieronder lichten we kort het arrest en zijn gevolgen toe.
Het belang voor de belastingplichtige is groot: het destijds aangegeven (en aan belasting onderworpen) VAA kan worden herleid aangezien de multiplicator ‘3,8’ dan daalt naar ‘1’. Als de bezwaartermijn om dit recht te zetten, verstreken is, kan de ambtshalve ontheffing mogelijk soelaas brengen. Een verzoek tot ambtshalve ontheffing kan evenwel slechts worden ingesteld in enkele bijzondere gevallen, o.m. wanneer er sprake is van een zogenaamd “nieuw feit”(1). Daaronder wordt in beginsel geen rechtspraak begrepen(2). Op dit principe bestaat een belangrijke uitzondering: arresten van het Grondwettelijk Hof vormen wel een “nieuw feit”.
Onder meer de hoven van beroep van Antwerpen en Gent hebben geoordeeld dat de forfaitaire waardering van het voordeel in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Bijgevolg kon deze waardering niet langer worden gehanteerd (in toepassing van artikel 159 van de Grondwet).
Vormen deze arresten een nieuw feit? Verschillende rechtscolleges stelden aan het Grondwettelijk Hof deze (prejudiciële) vraag.
Het Grondwettelijk Hof maakt een onderscheid tussen zijn arresten enerzijds en arresten van de “gewone” hoven en rechtbanken anderzijds. De arresten van het Grondwettelijk Hof zouden een effect hebben dat het betreffende geschil overstijgt (“erga omnes”). De overige rechterlijke uitspraken zouden daarentegen slechts een relatief gezag van gewijsde hebben en enkel inter partes gelden. Als een gewoon hof dan vaststelt dat een koninklijk besluit (inhoudende de berekening van het VAA) in strijd is met een hogere norm en derhalve op grond van artikel 159 van de Grondwet buiten toepassing moet verklaard worden, is die vaststelling beperkt tot dat dossier. Dat de fiscus aan deze arresten wel een algemene draagwijdte heeft gegeven middels een circulaire zou geen belang hebben.
Precies omwille van dat onderscheid (erga omnes >< inter partes) zouden arresten van gewone hoven dus niet als een nieuw feit kunnen kwalificeren.Het tegendeel beweren zou een draagwijdte geven aan artikel 159 van de Grondwet die het niet verdient, aldus het Grondwettelijk Hof.
Dit arrest lijkt op het eerste gezicht de belastingplichtige - die bijna 4x te zwaar werd belast - enigszins in de kou te laten staan. Toch leert het arrest ons dat terug gegaan moet worden naar de essentie van de discussie, met name de invulling van het begrip “nieuw feit”.
Aangezien het begrip “feit” niet wordt gedefinieerd in de fiscale wetgeving, vallen we terug op de gebruikelijke betekenis van het woord. Volgens Van Dale is een feit “een gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat”.
In casu was de FOD Financiën geenszins verplicht de zienswijze van de hoven van Antwerpen en Gent te volgen (deze golden immers louter inter partes). Nochtans erkent een administratieve circulaire dat de forfaitaire waardering ongrondwettelijk is en dat bezwaarschriften zullen ingewilligd worden. Die circulaire heeft wel degelijk een effect dat een specifiek hangend geschil overstijgt (erga omnes). Deze circulaire heeft namelijk tot gevolg dat, vanaf haar bekendmaking, alle ambtenaren deze moeten toepassen ten opzichte van alle belastingplichtigen. In die zin heeft deze circulaire dan ook alle kenmerken van een nieuw feit voor een belastingplichtige : er wordt namelijk een nieuwe werkelijkheid gecreëerd die voor die belastingplichtige vaststaat. Precies dat is noodzakelijk om van een nieuw feit te spreken. In die zin, is het ergens begrijpelijk dat een arrest van een hof van beroep geen nieuw feit is aangezien dit arrest geen betrekking heeft op het dossier van belastingplichtigen die niet bij deze procedure betrokken waren. Dit arrest creëert dan ook sensu stricto geen nieuwe werkelijkheid (lees: feit) voor deze belastingplichtigen. De daarop genomen circulaire daarentegen wel...
De strijd is o.i. nog niet gestreden. Vooreerst zijn er dus nog tal van andere elementen die in casu als een “nieuw feit” moeten worden aangemerkt: bijvoorbeeld de circulaire waarin de fiscus deze discriminatie erkent of het verslag aan de Koning dat dit eveneens bevestigt. In bepaalde dossiers zal er mogelijks ook sprake zijn van een materiële vergissing (wat een alternatief is voor de vereiste van een “nieuw feit”).
Het lijkt ons dan ook voorbarig dat de belastingplichtige zich gewonnen geeft. De toekomst zal uitwijzen in wiens voordeel deze strijd uiteindelijk zal worden beslecht.