Op 11 december 2024 heeft de rechtbank van eerste aanleg te Gent geoordeeld dat een levensverzekering die betaald werd met spaargelden van de begunstigden vrij is van erfbelasting, ongeacht de configuratie van de polis als beding ten behoeve van een derde.
Op 11 december 2024 heeft de rechtbank van eerste aanleg te Gent geoordeeld dat een levensverzekering die betaald werd met spaargelden van de begunstigden vrij is van erfbelasting, ongeacht de configuratie van de polis als beding ten behoeve van een derde.
Op 11 december 2024 heeft de rechtbank van eerste aanleg te Gent (rolnummer 23/512/A -23/1834/A) geoordeeld dat een levensverzekering die betaald werd met spaargelden van de begunstigden vrij is van erfbelasting, ongeacht de configuratie van de polis als beding ten behoeve van een derde.
Een levensverzekering is een typevoorbeeld van een derdenbeding. Dit vereist het bestaan van een hoofdcontract (i.e. het contract tussen de verzekeringnemer en de verzekeringsmaatschappij) waarin een beding ten behoeve van een derde werd opgenomen (i.e. de begunstigingsclausule van het contract). De medecontractant (i.e. de verzekeringsmaatschappij) zal er zich dus steeds toe verbinden iets te doen ten gunste van een derde persoon (i.e. de begunstigde van de levensverzekering).
Vermits verzekeringsprestaties op basis van het verzekeringscontract worden uitgekeerd aan de begunstigden (iure proprio) op basis van een beding ten behoeve van een derde (en niet passeren via de nalatenschap), is een fictiebepaling nodig om hierover erfbelasting te heffen. De verzekeringsprestatie maakt als dusdanig geen deel uit van de nalatenschap, maar de begunstigde zal als fictieve legataris worden belast met erfbelasting.
Voor de toepassing van de erfbelasting is er vereist dat het voordeel door de begunstigde kosteloos (i.e. zonder enige tegenprestatie) wordt verkregen. Er bestaat evenwel een vermoeden van kosteloosheid van het beding ten behoeve van een derde. Het tegenbewijs kan worden geleverd.
In de voormelde zaak die voorlag voor de rechtbank van eerste aanleg hebben mijnheer en mevrouw een verzekering afgesloten (i.e. verzekeringnemers) op hun hoofd (i.e. verzekerden) met de kinderen als begunstigden. De vraag stelt zich of er erfbelasting verschuldigd is bij overlijden.
De rechtbank oordeelt in casu dat de kinderen het vereiste tegenbewijs leveren. Zij tonen aan dat de premies effectief door hen betaald zijn, zodat het vermoeden van kosteloosheid wegvalt en er geen wettelijke grondslag is voor de toepassing van artikel 2.7.1.0.6, §1 VCF. De bestreden aanslagen zijn bijgevolg integraal te ontheffen.
De omstandigheden die geleid hebben tot voormelde uitspraak zijn de volgende:
Ons inziens is het daarbij van groot belang dat het tracé van de premiebetalingen duidelijk wordt bijgehouden. Gelet op het vermoeden van kosteloosheid van een derdenbeding via levensverzekering is het aan de begunstigde om het tegenbewijs te leveren. Vermits rekeninguittreksels door de bank slechts tien jaar moeten worden bijgehouden raden wij aan om de nodige aandacht te besteden om deze bewijsstukken zelf te bewaren.
Heeft u vragen over uw levensverzekering of wenst u te investeren in een levensverzekering voor uw (minderjarige) (klein)kinderen, dan kunnen wij u uiteraard hierin begeleiden.